Overslaan en naar de inhoud gaan

Ceftriaxon-resistente gram-negatieve staven (ESBL, AmpC)

 

Wat zijn ESBL en AmpC?

Zowel ESBL (extended spectrum β-lactamase) als AmpC zijn β-lactamasen, enzymen waarmee  Gram-negatieve staven (Enterobacterales ) resistent kunnen worden tegen beta-lactam-antibiotica, zoals penicillines en cephalosporines.

 

ESBL

De term ESBL verwijst naar een specifiek type β-lactamase waarmee de bacterie β-lactam-antibiotica afbreekt, maar wordt in de praktijk ook vaak gebruikt om te verwijzen naar de bacteriën die dit type β-lactamase bezitten. Omdat het gen dat codeert voor ESBL op een mobiel genetisch element ligt (plasmide), kunnen Gram-negatieve bacteriën dit gemakkelijk met elkaar uitwisselen. Op deze manier kan de resistentie zich verspreiden tussen de bacteriën van de patiënt, maar ook naar de omgeving van de patiënt (horizontale verspreiding). Zo kan Escherichia coli zijn ESBL-gen bijvoorbeeld overdragen aan een andere Gram-negatieve staaf, zoals Klebsiella spp. of een Enterobacter spp. ESBL-positieve bacteriën worden beschouwd als “Bijzonder Resistente Micro-Organismen” (BRMO). Vanwege het risico op verspreiding worden patiënten met dragerschap van ESBL-positieve Gram-negatieve staven in contactisolatie opgenomen. Daarnaast dient dragerschap van ESBL te worden meegenomen in de therapiekeuze bij patiënten met verdenking op een infectie. ESBL-producerende bacteriën zijn altijd resistent voor penicillines en cephalosporines maar wel gevoelig voor carbapenems, zoals meropenem.

 

Het microbiologisch laboratorium test bij de gevoeligheidsbepaling van Gram-negatieve staven automatisch op aanwezigheid van ESBL. Wanneer ESBL is aangetoond, wordt dit op het rapport vermeld. Wanneer een patiënt bekend is met dragerschap van een ESBL-positieve bacterie wordt een markering aangebracht in het EPD.

 

AmpC

De term AmpC verwijst naar een andere variant van β-lactamase. . AmpC is van nature, dus chromosomaal, aanwezig in grote groepen Gram-negatieve staven (bijvoorbeeld Serratia marcescens, Enterobacter cloacae, Klebsiella aerogenes). Het verschil met ESBL is dat de genetische informatie voor AmpC zich in de regel dus niet via plasmides verspreidt. Daarom is het  niet nodig om patiënten met een AmpC-positieve bacterie in isolatie te leggen. Bacteriën met AmpC zijn geen BRMO. Het kan voorkomen dat een AmpC-producerende bacterie óók een ESBL-gen bezit, in dat geval is isolatie wel noodzakelijk. De aanwezigheid van AmpC wordt niet op het microbiologische rapport vermeld. AmpC-producerende bacteriën zijn wisselend gevoelig voor penicillines, altijd ongevoelig voor cephalosporines, en wel  gevoelig voor carbapenems, zoals meropenem.